Komrij ontdekt mijn ‘kromrijm’

In zijn eerste (en enige) Poëziekalender voor het jaar 2012 zette Gerrit Komrij in een afwijkende vorm zijn aanstekelijk geschreven beschouwingen bij afzonderlijke gedichten voort, zoals we die kennen uit de verzamelbundels In Liefde Bloeyende en Trou Moet Blycken. Nieuw was ook, dat hij ook een aantal van zijn eigen gedichten van commentaar voorzag.

Tot mijn, overigens aangename, verrassing trof ik in de kalender een gedicht van mezelf aan, en wel op het blaadje voor woensdag 12 december 2012. Komrij kwam mijn gedicht (Op de Poëzij) over de kinnesinne tussen dichters tegen op mijn eerste weblog ‘Het Zuivelhuis voor Fijne Gedichten’ en wijdde er een vermakelijke beschouwing aan. En passant, zet hij een sympathiek beeld neer van mijn toenmalige gedichtenweblog.

Het gedicht en het commentaar zijn (ongewijzigd) opgenomen in de laatste bloemlezing Tussen hemel en aarde van Gerrit Komrij, die februari 2013 is uitgebracht bij Van Gennep Amsterdam (blz. 358 – 359), tussen andere “Vignetten, voetnoten en verzuchtingen over poëzie”.

Op de Poëzij

“Poëzie, ’t is maar aanstellerij.”
aldus de dichter Komrij.
Maar ik denk, net als hij:
’t brengt wel leven in de brouwerij.

Niet alleen de poëzij!

We krijgen er ook nog, kostenvrij,
het gekibbel der poëten bij,
met hun vleierij en jaloezij:
‘Wie kijkt er meest naar mij?’

Dit gedicht is opgenomen (zie woensdag 12 december 2012)  in:

In het land van de dichter (2)

Willem de Mérode

De Mérode was een geboren, dat wil zeggen een echte dichter; daarover behoeft geen twijfel te  bestaan. Waarin dat dichterschap precies bestaat, is een geheim. De jaren door zijn mij veel verzen toegezonden, met verzoek om beoordeling. In veel gevallen moest ik ongeveer als volgt antwoorden.

Als u dit werk overleest, worden alle gevoelens weer wakker die u bij het opschrijven ervoer. Het criterium is nu, dat iemand die u niet kent bij het lezen diezelfde of verwante emoties moet ondergaan. Bij een echte dichter is dat in meerdere of mindere mate het geval, bij een on-echte niet. Dat ligt niet uitsluitend aan de al of niet aanwezige dichtvaardigheid. Het echte verraadt zich, al is het maar in enkele regels. De woorden, hun plaats binnen het geheel en hun samenhang moeten het doen. Hoe, dat is het geheim.

Dr C. Rijnsdorp in zijn bijdrage ‘Omzien naar Willem de Mérode’ in de brochure/catalogus: Op reis met Willem de Mérode, W.D. Meinema B.V. Delft 1980