Commentaar en correctie van oud-klasgenoot Martien van Woerkum “Het eerste rijtje dient om de volgorde (van 1 tot 7) van de kruizen te onthouden; het tweede geldt voor de volgorde (van 1 tot 6) van de mollen. ‘Cis’ moet zijn ’Ciska’. Wat betreft de mineurladders: die beginnen op de zesde toon van de majeurladder. Daar zegt het het ezelsbruggetje niets over.” (Met dank aan, eveneens oud-klasgenoot, Peter van Overbruggen voor zijn bemiddeling.)
Rondsnuffelend in de boekenkast (genoeg tijd nu!), stuitte ik op een exemplaar van een dichtbundel die in 1933 is uitgegeven door de Utrechtse Uitgeverij De Gemeenschap en gedrukt op de persen van Drukkerij Lumax te Utrecht. Het gaat om de bundel NIS EN NIMBUS – Verzen van zaligen en heiligen van Jacques Schreurs M.S.C. De gedichten van de priester-dichter zijn in onze tijd hooguit nog interessant uit literair-historisch oogpunt. Dat geldt naar mijn smaak niet voor de prachtige illustraties bij de gedichten. Die zijn van de hand van vier, met De Gemeenschap verbonden en nog altijd gewaardeerde kunstenaars: Charles Eyck, Joep Nicolas, Otto van Rees en Lambert Simon.
Ik heb de zes tekeningen van Lambert Simon (1909-1987) uit de bundel gescand en hieronder geplaatst. Ze dragen achtereenvolgens de titels: Crucifix, Piëta, Sint Jan, Sint Paulus, Sint Sebastianus en Sint Laurentius. De illustraties van Simon springen er voor mij uit om hun krachtige stijl; maar ook vanwege de esthetische uitbeelding van Christus en de apostelen en heiligen als jonge mannen in de bloei van hun leven. Opvallend zijn ook de picturale verwijzingen op vrijwel alle kunstwerken naar klassieke tempels uit de Griekse Oudheid. Misschien een verwijzing naar het geboorteland van de democratie in de donkere jaren dertig van de vorige eeuw? De Gemeenschap* was van 1925 tot 1941 het toonaangevende culturele tijdschrift van jonge en progressief denkende katholieke intellectuelen. Lambert Simon was (muur)schilder, tekenaar, beeldhouwer en glazenier en lid van het Utrechtse Genootschap Kunstliefde.
*In 1964 verscheen bij uitgeverij Amboboeken Utrecht een studie over het maandblad De Gemeenschap, die in opdracht van het ministerie van onderwijs, kunsten en wetenschappen was geschreven. De auteur was dr Harrie Kapteijns, van wie ik in de jaren zestig Nederlandse les kreeg op kleinseminarie, tevens gymnasium, Beekvliet. Hij was in 1949 gepromoveerd op een proefschrift over typen van Poètes Maudits, onder de titel AUTONOME DICHTERS. Het bevatte de neerslag van een onderzoek naar het werk van de dichters Baudelaire, Wilde, Rilke, Van de Woestijne en Slauerhoff. Leraar Kapteijns was vader van een groot gezin en had in de tuin een knus schrijfhuisje. Een mooie herinnering: ik mocht een keer op een woensdagmiddag in alle rust een aantal van zijn platen met Franse chansons beluisteren…
Een van de gedichten die dichter Anton van Duinkerken schreef in het gijzelaarskamp Beekvliet te St. Michielsgestel. Uitgave Het Spectrum Utrecht 1946.