70 haiku’s (pdf)

Als je jong bent, overheerst het gevoel dat je eeuwig leeft. En zo hoort het ook.  Je bent bezig je leven op te bouwen en te vieren. Daar hoort geen gepieker over later bij. Naarmate je ouder wordt, groeit echter geleidelijk aan het besef dat het bestaan van jezelf en van anderen eindig is. Als het goed is, ga je daardoor bewuster en intenser leven. Maar naast levenslust, is er ook weemoed. Weemoed om wat voorbij is en niet meer terugkomt. Het verleden groeit, de toekomst krimpt. Vroeg of laat ga je je afvragen: wat heb ik van mijn leven gemaakt? En misschien ook: wat laat ik na,  als het met mij is gedaan?

De 19de-eeuwse schrijver en dichter Oscar Wilde gaf zijn tijdgenoten het advies om hun rekeningen niet te betalen. Dan word je in elk geval onsterfelijk bij de middenstand, vond hij. De 20ste-eeuwse filosoof Jean-Paul Sartre had een serieuzere visie op het voortleven van een persoon. Die zou vooral bestaan uit de nieuwe betekenissen die je tijdens je leven ‘gesticht’ hebt en toegevoegd aan de geschiedenis van de mensheid. Als student vond ik dat al een mooie gedachte. Doen dichters dat eigenlijk ook niet: nieuwe inzichten en beelden zoeken om die in taal vast te leggen? En zou daar dikwijls niet het verlangen achter zitten om sporen van zichzelf achter te laten, om een beetje, of heel erg, onsterfelijk te worden?  Ben ik daarom zelf ooit aan het dichten geslagen?

Ik noemde de verschuiving van eeuwigheid naar eindigheid in het bewustzijn van een mens die ouder wordt. Deze schijnbaar tegenstrijdige dimensies kunnen ook in elkaar schuiven. In het tijdelijke kan het eeuwige oplichten, of ervaren worden.
Er is poëzie die ons daarop attendeert, in het bijzonder de natuurpoëzie. Terwijl het leven van een mens vier seizoenen kent, komen in de natuur de vier seizoenen elk jaar terug. Dat geeft ons als stervelingen moed en troost. De natuur laat zien dat het leven doorgaat. En zijn wij mensen niet ook onderdeel van de natuur?

Mijn eigen poëzie bestaat voor een belangrijk deel uit natuurpoëzie. Zo duidelijk kennelijk, dat ik ooit het etiket kreeg een ‘groene’ dichter te zijn. Een versvorm die bij uitstek geschikt is voor natuurpoëzie is de haiku, een van oorsprong Japanse versvorm. In drie ultrakorte regels wordt een intense natuurbeleving verwoord. Vaak licht daarbij iets van het eeuwige op in het tijdelijke. Een haiku is het resultaat van nauwkeurig waarnemen en liefdevolle zorg, las ik op Wikipedia. Er wordt een ogenblik-ervaring in uitgedrukt en er spreekt als het goed is verwondering uit en haast kinderlijke verbazing. Een goede haiku heeft niet veel uitleg of theoretisch gedoe nodig. Je moet de inhoud vooral ondergaan.

Ter gelegenheid van mijn 70ste verjaardag heb ik mijn naaste verwanten en vrienden een fraai uitgegeven bundeltje aangeboden met daarin 70 haiku’s. De oplage is, niet toevallig, beperkt tot 70 exemplaren.
Gelet op de enthousiaste reacties die ik mocht ontvangen van een aantal ‘begunstigden’, heb ik besloten de pdf van deze haikubundel om niet beschikbaar te stellen aan belangstellenden.

Klik daarvoor op: Leo Mesman dichtbundel 70 jaren 70 haiku’s_PB

 

%d bloggers liken dit: