Op Vaderdag

Mijn ouders, zeefdruk Dorothé Kuijten (fragment)

Mijn vader
die Leo heette
net als zijn vader
en ik zijn oudste zoon
nu zeven jaar ouder
dan hij mocht worden

Mijn vader
voor wie na een strenge jeugd
de militaire dienst de mooiste tijd
bleef van zijn leven
om de kameraadschap
van de maten en de paarden

Mijn vader
die zo zacht was voor zijn vrouw
en als een pauw zo trots
op hun vijf dochters
(geen zeven als bij Tevje)
en hun drie zonen

Mijn vader
die bij het dagelijks werk
half verzonnen liedjes zong
en in gezelschap graag
de mensen vermaakte met
zijn ’ware’ sterke verhalen

Mijn vader
die had gehoopt
nog wat mooie jaren te zullen
leven als god in Frankrijk
met op zijn tijd een goed
glas cognac en dito sigaar

Mijn vader
die mij zijn naam en genen schonk
al was ons niet veel tijd gegund
elkaar van man tot man te leren kennen:
hoe zou ik niet aan hem kunnen denken
op Vaderdag?


Soms, ’s avonds

Soms, ’s avonds, staat mijn vader in de kamer,
vreemd oud geworden, haast vel over been.
‘Slapen ze, Stientje en de jongens?’ ‘Ja, hoor.’
(Zij mogen hem niet zien.) Hij zucht tevree.’

‘Maken ze ’t goed? Geen zieken? ‘ ‘Nee, geen zieken
gelukkig. Alles prima.’ Hij glimlacht,
klein op een puntje van de bank, zijn benen
nog korter dan toen hij een jongen was.

We praten niet, maar ‘hou je taai, hè!’ knikken
we als vroeger. ‘ ‘k Ga weer eens. Dag knul.’ Hij staat
nog even voor mijn moeders jeugdfoto.

Het tuinhek piept. Ik luister naar zijn stappen,
die vederlichte, bulderende stappen
van iemand die terug moet in de dood.

Dit liefdevolle vadergedicht in sonnetvorm ontroerde mij meteen toen ik het las. Het is het openingsgedicht van de bundel De eerste zestig van C.Buddingh’ uit 1978.

Het ouderlijk huis in Nuenen waarin ik in 1949 het levenslicht zag.