Hij lag er sereen en
schijnbaar slapend bij,
een glimlach om zijn
voorgoed gesloten mond.
Hij die niets liever deed
dan eindeloos debatteren,
maar door een falend brein
te vroeg moest zwijgen.
Zijn lichaam rust nu in de aarde
van een lommerrijke hof.
Nog klinkt in ons hoofd zijn stem.
Niet verstomd.
Tag dood
Als wij gaan

Als wij gaan
blijven de dingen:
de dingen die wij koesterden
de dingen die wij deelden
de dingen die wij deden
de dingen die wij verzaakten
de dingen die wij schreven
de dingen die wij lazen
de dingen die wij droomden
de dingen die wij aanvaardden
de dingen die wij fluisterden
in het oor van een beminde.
Al die dingen blijven
wanneer wij gaan.
Bomen in de wintermist

Kale bomen aan de horizon
met kruinen van filigrein;
hoe geruststellend troostend
hun aanblik vanuit de trein.
Ze herinneren aan het verlies
van wie je dierbaar waren;
reisgenoten die zijn uitgestegen,
omdat het kennelijk hun tijd was,
en voor eeuwig in de mist verdwenen.