
Voor het eerst op wandeltocht
in Sauerland, kaart in de hand.
Ik ken er heg noch steg,
maar ben al gauw op de goede weg,
genietend van al wat er rondom mij
kwinkeleert en ruist.
Tot plotseling een heuse wolf
mijn romantisch voetpad kruist
en mij van schrik doet verstijven.
Het allerbeste is altijd rustig te blijven,
heeft moeder nog gezegd voor mijn vertrek.
Dus loop ik langzaam naar een hek.
En met een reuzensprong
beland ik aan de andere kant,
de routekaart nog natrillend
in mijn rechterhand.
Maar wie roept er mij toch na:
‘Welkom in Sauerland!’?
(Fictieve jeugdherinnering)