Je had handen als tennisrackets
Pépée…
En als ik je nagels deed
Zag ik bloemetjes in je kinnenbaard
Je had de oren van Gainsbourg
Maar je had geen whisky nodig
Om ze plat te krijgen voor de nacht.
Terwijl hij…tja, hij wel
Pépée, Pépée, Pépée…
Je had ogen als bovenlichten
Pépée…
Zoals je die ziet in de haven van Antwerpen
Wanneer de matrozen op zoek zijn naar vertier
En smachten naar vreemde ogen
Om de nacht mee door te brengen
Zoals wij naar een chimpansee keken
In huize Ferré
Pépée, Pépée, Pépée…
Je hartslag klonk als een van die trommen
Pépée…
Die op Goede Vrijdag worden omfloerst
Als het drie uur ’s middags wordt
En men toekijkt hoe die Jezus van hen
Zijn drieëndertig kaarsjes uitblaast
Terwijl jij er maar acht had
Op die zevende april
In achtenzestig
Pépée, Pépée, Pépée…
Had ik de handen van de dood maar
Pépée…
En ook de ogen en het hart
Dan zou ik me naast je neervlijen
Er zou om mij heen niets veranderen
Er slapen altijd doden bij je in bed
Er slapen altijd doden bij je in bed
Er slapen altijd doden bij je in bed
Pépée, Pépée, Pépée…
(Eigen vertaling van het chanson Pépée van Léo Ferré)