De bloemendoder is langs geweest.
Hij zegt: ‘Heus, ik ben geen ploert,
Ik kon de schoonheid ervan niet verdragen.’
De rozenblaadjes liggen her en der rondom de struik,
Als duivenveertjes na een feestmaal van een buizerd.
Of was het toch een windvlaag die ik hoorde?
