Ver hier vandaan op de blauwe zee
Klinkt een lied van wederkeer,
Een lied over het leven.
Matrozen zingen het op het moment
Dat zij hun gestorven vriend
Aan de zeebodem geven.
Mooi rust hij in een linnen kleed
En hoort hoe in blauwe verten zacht
Blanke vleugels ruisen.
Een glimlach siert hem, zoals hij daar ligt,
Dat is zijn ziel, die immers niet
Naar de sterren zal vliegen.
En zijn lichaam roept een lied
Dat zich lokkend over klippen giet,
Als wind en golven.
Al schuimt het zeewater nog zo wild,
Gedachten vormen zich toch een beeld
Van zijn zielenleven.
De schone zeeman daalde als een steen
In het diepe water naar beneden,
Als in een kribbe.
Op dat ogenblik roept hoog in de lucht
Een grote witte vogel in zijn vlucht:
Versla de dood!
Zie je ginds die witte meeuwen gaan
Die ver uit de kust hun vleugels uitslaan
Boven het tumult van de zee?
Ze slaken kreten en vertellen:
Onze vleugels zijn de zielen
Van de matrozen.
De koele groeve van de zee
Trekt jou, matroos, naar benee
Om je te verenigen
Met allen die in gedachten bij je
Zijn en in verre stille nachten zacht
Om je schreien, schreien, schreien.
Mijn vertaling van het cultlied Die grossen weissen Vögel van Peer Raaben. De tekst is op zijn beurt geïnspireerd door een oud chanson van Lucien Boyer, Les Goélands.