Ik stap de bus in.
Hij is stampvol.
Ik houd me met moeite staande.
Een stem zegt dat ik plaats mag nemen.
Bij de kapper wacht ik op mijn beurt.
De cappuccino smaakt lekker.
Ik verdiep mij in een Panorama.
Een stem zegt dat ik plaats mag nemen.
Ik zit in een cel.
Twee bewakers brengen me naar een kale ruimte.
In het midden staat de stoel.
Een stem zegt dat ik plaats mag nemen.
Bovenstaand gedicht zond ik in voor de 21e Willem Wilmink Dichtwedstrijd 2017. Het werd niet geselecteerd door de jury. (Misschien te cru of te weinig poëtisch?)