De dichter Albert Verwey schreef naar mijn smaak saaie en bombastische verzen. Des te wonderlijker is het dat hij wel wist wat in zijn tijd goede dichters en gedichten waren. Zo trof ik in zijn bekende ‘Inleiding tot de nieuwe Nederlandsche dichtkunst (1880 – 1890)’ over de Beweging van de Tachtigers, dit ontroerende pareltje aan, geschreven door de dichter M. Coens (pseudoniem van W.L. Penning Jr.):
Anna voor den Spiegel
Zoo innig keek die vreemdeling
Mij gisteravond aan,
Zoo innig zacht
Dat ik vannacht
Gedurig weer moest luisteren
Hoe vreemd een hart kan slaan.
Nu komt daar voor het klikkend glas
Zoo’n dwaze droomster staan,
En vraagt waarom
Ik kijken kom,
En ziet mijn lippen fluisteren
En laat mij blozend gaan.