Wat moeten we toch met al die vogels,
Vroeg ik mij dikwijls af als ik boven zee
Of strand de meeuwen bezig zag en hoorde.
Tot ik het lied beluisterde dat zei
Dat de vleugels van zeemeeuwen
Zielen zijn van verdronken matrozen;
En dat deze meeuwen daarom
Zo groot en wit zijn en hun stemmen
Daarom zo schril en eenzaam klagen.
Ik wil het graag geloven en mijzelf
Niet langer plagen met de vraag:
Wat moeten we toch met al die vogels?
Met dit gedicht ben ik een van de 10 prijswinnaars geworden van de 20e Willem Wilmink Dichtwedstrijd, waarvan de finale op zondagmiddag 20 maart plaatsvond in de Bibliotheek van Almelo. De winnaar van de eerste prijs was Roos van Sen uit Haarlem. Gastdichter was Ellen Deckwitz, die de de regel bedacht had die in het in te zenden gedicht een plek moest krijgen: “Wat moeten we toch met al die vogels?”.
Ik vond het bijzonder om het gedicht voor te dragen in aanwezigheid van bekende (lied)dichters als Jean-Pierre Rawie, Jan Boerstoel, Ivo de Wijs, Patty Scholten en Ellen Deckwitz zelf natuurlijk.
Mijn gedicht is geïnspireerd op de cultsong ‘Die grossen weissen Vögel’ van Peer Raaben en de oerversie hiervan, het chanson ‘Les Goélands’ van Lucien Boyer. (Bij matrozen kun je nu ook aan vluchtelingen denken.)