Hij was pas vijftien en wilde dichter worden
Van verzen bol van herfst en nostalgie.
Hij las Jan Hanlo, Lucebert en Hans Lodeizen,
Bedwelmde zich aan Baudelaire’s magie.
Zij inspireerden hem om zelf te dichten.
Soms liet hij anderen lezen wat hij schreef.
Ze vonden zijn werk roerend en toch licht en
Allengs raakte hij poëtisch goed op dreef.
Toch geldt ook hier: het kan zomaar verkeren.
Hij dicht nog steeds, maar niet meer op papier.
Hij vond zijn weg in culinaire sferen
En roert in pannen, kokend van plezier.
Hij creëert nu zeldzame recepten.
Geen pottenkijker mag zijn kookkunst zien.
Een enkeling mag zijn creaties testen,
Die hij woordeloos en toegewijd bedient.
Wanneer voldaan zijn gasten zijn vertrokken
En hij bijkomt in zijn rijk van glas en chroom,
Wil hij nog wel eens denken aan die jongen,
Die jongen van pas vijftien, met een droom.