
Foto Floor van Gelder
Op een bankje in de duinen van Burgh Haamstede, een mooie toepassing van mijn gedicht Aan zee.

Foto Floor van Gelder
Op een bankje in de duinen van Burgh Haamstede, een mooie toepassing van mijn gedicht Aan zee.

Mijn moeder heette Doortje. Dat komt van
Theodora, wat Grieks is voor ‘godsgeschenk’.
Moeder was de jongste van een lange rij en
Verloor haar moeder toen ze dertien was.
Ze zag overal gevaren, maar was ook strijdbaar als het moest.
Doortje was een godsgeschenk, al raakte ze
Na vaders ontijdig heengaan in onmin met haar God.
Moeders horen eigenlijk niet dood te gaan, maar doen het toch
En helpen zo hun kinderen, in een laatste daad van overgave,
Zich te verzoenen met het eigen sterfelijke lot.

Als ik binnenkwam
lichtten haar ogen even op
omdat zij in mij vader zag
wat haar zachte kus
een vleugje incest gaf
Ik greep haar tere hand
niet al te stevig vast
toch zei ze nijdig au
en keek mij dan
weer hunkerend aan
Riep ze voor
de zoveelste keer
kom we gaan
zich machteloos
verheffend in haar rolstoel
Dan gingen we
wandelen door de
lege gangen van het huis
waar om geen enkele hoek
een nieuw vooruitzicht gloorde
En speurden
door de glazen wanden
naar een spoor van leven
in de onaandoenlijk
aangelegde rotstuin
Dit gedicht is onder andere gepubliceerd in mijn dichtbundel Vallend Licht (2001)