Verblind door de ochtendzon
loop ik door de straten
van de oude binnenstad.
Mijn neus wijst mij de weg.
Ik passeer de bakkerswinkel
met zijn versgebakken brood.
Dan volgen de pizzeria
en de zaak met lederwaren.
De bloemenkiosk en viskraam
kunnen ook niet missen.
Tenslotte leidt mijn neus mij naar
de geur van wierook en kaarsen.
Ik ben op tijd voor de begrafenis.