
Onze met botanische plantensoorten gevulde stadstuin biedt een goed leefmilieu voor kikkers. Bij elke vluchtige ontmoeting ben ik weer verrukt over hun glanzende schoonheid. En ik groet ze beleefd. Ik heb ook wel iets goed te maken. Als nieuwsgierig kind heb ik mij vroeger wel eens bezondigd aan wrede spelletjes met deze naakte wezentjes.
Nu was dat heel gewoon voor een dorpsjongen in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Zoals het ook de gewoonste zaak van de wereld was dat de sloot achter ons huis wemelde van kikkers, stekelbaarsjes en ander interessante schepseltjes. Een halve eeuw later, vind ik het opwindend kikkers aan te treffen in de eigen tuin. Maar, geloof me, ik laat ze echt met rust. Over kikkers opblazen en nog veel meer gaat het nu volgende nostalgische gedicht.
ALS IK VIJFTIG WORD
Als ik vijftig word
wil men een groot feest
maar ik wil vluchten
weer het jongetje zijn van twaalf
dat over de akkers dwaalt
korenbloemen plukken
klaprozen margrieten
voor de loper van de
processie op Sacramentsdag
jaarlijks zo kunstzinnig
door onze zielenherder
in het kerkplein aangelegd.
Als ik vijftig word
wil men een groot feest
maar ik wil vluchten
naar de zolder op de
boerderij van oom Fried
stapels Panorama’s
lezen Donald Duck’s
stiekem snoepen van
de aan slingers geregen
gedroogde appelschijfjes
terwijl onbestemde verlangens
mij stil en zoetjes plagen.
Als ik vijftig word
wil men een groot feest
maar ik wil vluchten
naar mijn plekje achter
de schuur van ons huis
met poep geheime tekens
schrijven op de muur
plannen beramen om
kikkers op te blazen
en plechtig te begraven
en mij oprecht verbazen
om een onbegrepen leven.
Vind ik leuk:
Like Laden...