Mijn geboortedorp Nuenen mag dankzij Van Gogh een zekere wereldfaam genieten, als kind was ik veel meer onder de indruk van een andere beeldbepalende gigant: de eeuwenoude lindeboom, die hoog boven de dorpskern uittorende. De regelmatige aanblik van deze reusachtige etagelinde, die tussen 1400 en 1600 geplant zou zijn en een stamomtrek bereikte van 6,5 meter, heeft ongetwijfeld bijgedragen aan mijn fascinatie voor bomen.
Een prachtig boek over oude bomen in het Verenigd Koninkrijk (Meetings with remarkable trees van Thomas Pakenham) maakte mij opmerkzaam van het feit dat bomen als de Nuenense dorpslinde de oudste levende wezens op deze planeet zijn. Daarom moeten we ze koesteren, deze wonderen uit vroeger tijden waaraan we vaak zo vanzelfsprekend voorbijgaan. De Nuenense bevolking was zich kennelijk van het wonder bewust getuige de kop van een door mij zorgvuldig bewaard bericht van 28 december 1994 uit een landelijk ochtendblad: Nuenen in tranen om doodzieke lindeboom.
Hierin werd vermeld dat diezelfde avond officieel afscheid zou worden genomen van de ernstig door de tonderzwam aangetaste boom. De burgemeester zou de boom toespreken, waarna diverse plaatselijke muziekkorpsen onder de boom afscheidsmarsen ten gehore zouden brengen. Daarna kon het kapwerk beginnen. Ik neem aan dat dit programma volgens plan is uitgevoerd.
Toch bleef er na het sloopwerk een nog altijd imposante stam over, omkranst met takken waaraan elk voorjaar nieuwe blaadjes ontspruiten. Zoals een dorpsbewoner het treffend uitdrukte: de voormalige etagelinde is een prieellinde geworden. Mijn eigen relatie met de boom heb ik in het volgende gedicht beschreven.
AAN EEN TITAAN
In het dorp waar ik eens woonde
stond een grote lindeboom
die de roem van eeuwen toonde
met een metershoge kroon.
Reeds de oudsten der Germanen
kwamen onder hem bijeen
om het volk tot deugd te manen
en men hing er wel eens een.
In mijn eigen jongensjaren
hield de boom mij in zijn ban.
Het is moeilijk te verklaren
wat zo’n boom betekenen kan.
Kwam het door zijn reuzenomvang
of de rimpels in zijn bast?
Of was ik er stiekem bang van
dat hij onverklaarbaar was?
Maar, helaas, de boom is heden
niet meer wat hij is geweest.
Slechts een stronk is nog gebleven
van wat bemind werd en gevreesd.
Eeuwen was de boom een baken
in de oceaan der tijd.
Door dit vers voor hem te maken
werd zijn ondergang een feit.