Categorie: Gedichten

Moeder

Moeder met Peter junior

Mijn moeder heeft langer mogen leven dan mijn vader, van 24 november 1912 tot 3 maart 1995. Ik heb mijn herinneringen aan haar in diverse gedichten verwoord, evenals die aan mijn vader trouwens.

MOEDER  

Wat zou ik er niet voor geven
met moeder uit fietsen te gaan

nog een keer het paadje te nemen
langs achter de tennisbaan

om aan de broekdijk gekomen
naar het dorpje N. af te slaan

tot bij de oude watermolen
waar in een donkere gaard

vervuld van merels en rozen
een lieflijk kapelletje staat

mijn moeder oogt blij en tevreden
haar blauwste zomerjurk aan

alles is nu zo volkomen om
nooit meer huiswaarts te gaan

waarom kan alleen nog in dromen
wat ooit ik beleefde bestaan?

Blijf maar!

Stiena en Nellie in de winkel

Op een dag reed ik met een zus door de Parkstraat in het centrum van Nuenen en werd  ik overvallen door de aanblik van een lege plek, waar ik mijn vroegere ouderlijk huis-met-winkel verwachtte.
De sloper had net zijn werk gedaan. Er moest ruimte komen voor verdere uitbreiding van het winkelhart van mijn geboortedorp. Weer een tastbare herinnering uit mijn jeugd voorgoed verdwenen!
Uit de schok om deze onverwachte confrontatie met de vergankelijkheid ontstond het gedicht Blijf Maar. De titel verwijst naar de in middenstandskringen welbekende uitroep, waarmee gezinsleden en andere intimi hun bezoek aankondigen bij het betreden van de winkel, als er geen klanten zijn. De winkelier weet dan dat hij of zij niet naar voren hoeft te komen.

‘Blijf maar!’ was de kreet

waarmee ik het alarm
van de winkelbel smoorde
als ik van school thuiskwam
voor de middagboterham

en doorliep naar de kamer
waar Moeder op mij wachtte.
De winkel en het huis
hebben ze afgebroken

en Moeder is al lang
bij Onze Lieve Heer.
Ik kan duizend maal
‘Blijf maar!’ roepen:

het helpt niet meer.

399C3204-5737-4117-8904-D7BBC0F3EB71.jpeg

Het Zuivelhuis van mijn ouders

image

Voor het omslag van mijn dichtbundel uit 1999 Als ik vijftig word is door de graficus Walter Kerkhofs gebruik gemaakt van het notablokje dat in onze zuivelwinkel thuis gebruikt werd. In de bundel is het volgende sonnet opgenomen, dat ik heb opgedragen aan mijn vader (1911-1977).

AAN MIJN VADER

Ik zie mijn vader, het hoofd iets gebogen,
onder het lamplicht op het tafelkleed
de balans opmaken van een dag lang zwoegen
waarbij hij munt bij munt in stapels meet.

Zijn kiel en venttas heeft hij afgegeven
en een sigaar bewierookt zijn gezicht
terwijl zijn handen zoekende bewegen
en cijfers maken in onleesbaar schrift.

Ik zie zijn beeld en hoop na al die jaren
die zijn vervlogen sinds hij sterven mocht
en niemand hem nog voor de dood kon sparen,

in mijn leven, hoe anders ook gevaren
dan hij in mij te investeren zocht,
zijn meerwaarde met rente te bewaren.

Vader 18 jaar
Vader, 18 jaar