
‘Duurzaamheid’ is een van de kernbegrippen in het huidige milieudebat. Bladerend in het werk van Guido Gezelle, kwam ik het woord tegen in een gelijknamig gedicht van hem uit 1871. Bij Gezelle heeft duurzaamheid een diep-religieuze lading. Niet verwonderlijk bij deze priester-dichter, die een aantal onsterfelijke gedichten op zijn naam heeft staan.
Het gedicht gaat, in de originele versie, als volgt:
DUURZAAMHEID
De macht ontvalt den mensche aleer hij ‘t weet;
wat baat hem dat hij werkt, en leeft, en eet?
Het leven zelf doet ‘t leven dood, en ‘t is
dat wij geen duur en hebben, ‘t grootst gemis
van al dat ons ontbreekt. o Duurzaamheid
oneindig, al omvattend, uitgebreid,
die, onbegonnen, nooit sterven zult;
die ‘t wezen van het wezen heel vervult,
u ken ik, ja, heb dank; u ben ik? Neen:
want duurzaamheid, o God, zijt Gij alleen!