De enige sterren die deze nacht stralen
Zijn die van de herinnering.
Hoeveel ruimte is er niettemin voor herinnering
In de losse omarming van zacht vallende regen.
Er is zelfs ruimte genoeg
Voor de brieven van mijn moedersmoeder,
Elizabeth,
Die zo lang op elkaar gepakt hebben gelegen
In een hoekje onder het dak
Dat ze vergeeld en bros zijn geworden
En zouden kunnen smelten als sneeuw.
Binnen een zo grote ruimte
Moet je voorzichtig rondlopen.
Het hangt allemaal aan een onzichtbare witte haar
En trilt als berkentwijgjes, webben vormend in de lucht.
En ik stel mijzelf de vraag:
“Zijn je vingers wel lang genoeg om oude
Toonsoorten te spelen die slechts echo’s zijn?
Is de stilte krachtig genoeg
Om de muziek weer even fris te laten klinken
Voor jou
Als eens voor haar?”
Toch zou ik mijn grootmoeder bij de hand nemen
En door veel wat ze niet zou begrijpen heen leiden;
En dan struikel ik. En de regen blijft vallen op het dak
Met zo een geluid van licht meewarig lachen.
Eigen vertaling van het gedicht ‘My Grandmother’s Love Letters’ (1920)
van de Amerikaanse dichter Hart Crane ( 1899-1932)
Over Hart Crane: https://nl.wikipedia.org/wiki/Hart_Crane