
Als het eb wordt zie je de baaien leeglopen.
Geweldige brakke zandplaten liggen te dampen.
als zoutfabrieken. Kinderen plukken mossels.
Een meisje zingt in haar lichaam dat het glinstert.
Twee nonnen lopen een kreek door – hun beenwitte enkels
knipperen tegen het ketsende licht, de ruimte.
Boten hangen beschonken op het droge.
Elke middag zie ik de val van het water,
de terugtocht naar de slikkende oceaan.
De herhaling is nooit eentonig. Elke keer
glanst het zoute wonder van de schoonheid anders.
Beeldend vakantiegedicht van Bert Voeten, aangetroffen in de verzamelbundel ‘de muze en europa’, boekenweekgeschenk 1963, samengesteld door Garmt Stuiveling.