Ik was terug in Griekenland,
blij als op die ene dag
vele lentes voor deze
dat ik met moeder
naar de zee keek
op een strand van Kreta.
Ik was terug in Griekenland
en vroeg mij af
hoe ik ze kon vergeten:
de wilde kruiden van Hellas
met hun geuren van het goede leven,
de zinderende zang van nachtegalen
in het lommer langs de kreken,
en de welluidende kakofonie
van wel honderd schapenbelletjes,
rommelig en toch harmonisch
als de paasklokken van de Orthodoxe liturgie.
Ik was terug in Griekenland
en zag de klaprozen bloeien
bloedrood
als de zeven zwaarden
die het hart van de moeder
Gods doorboorden
bloedrood
als de druppels aan de doornenkroon
van haar teerbeminde
aan het kruis geslagen Zoon.
Ik was terug in Griekenland
en vroeg mij af:
waarom viel het je zo zwaar mama
om met jezelf in vrede te leven?