De wereld scheen vol lichtere geluiden
En een soldaat sliep op zijn overjas.
Hij droomde lachend dat het vrede was
Omdat er in zijn droom een klok ging luiden.
Er viel een vogel die geen vogel was
Niet ver van hem tussen de warme kruiden,
En hij werd niet meer wakker want het gras
Werd rood, een ieder weet wat dat beduidde.
Het regende en woei. Toen herbegon
Achter de grijze lijn der horizon
Het bulderen -goedmoedig- der kanonnen.
Maar uit zijn jas, terwijl hij liggen bleef,
Bevrijdde zich het laatste wat hij schreef:
Liefste, de oorlog is nog niet begonnen.
Bertus Aafjes (1944)
*********************************************
De slaper in het dal
Een kuil vol groen waar een rivier door zingt.
Die ’t kruid met flarden zilver onbesuisd
Bespat; vanaf het fier gebergte blinkt
De zon: een klein dal dat van stralen bruist.
Een jong soldaat, blootshoofds, met open mond,
De nek in blauwe kers gedompeld, ligt
In open lucht te slapen op de grond,
Bleek in zijn groene bed vol plenzend licht.
Zijn voeten in het lis, zo slaapt hij. Zwakjes
Lachend zoals een ziek kind, soest hij zachtjes:
Natuur, wieg hem vol warmte: kou heeft hij.
De geuren doen zijn neusvleugels niet trillen;
Hij slaapt in de zon, één hand op zijn stille
Borst, rechts twee rode gaten in de zij.
Arthur Rimbaud (1870)
(Vertaling Paul Claes)