Gedichten bijten elkaar niet.
Ze leven vreedzaam om elkaar heen
als schapen in een weidende kudde
zonder elkaar voor de voeten te lopen.
Dichters prijzen elkaar niet.
Elke dichter waant zich alleen op de wereld
uit duizenden uitverkoren
om uit slijk goud te maken.

Sommige poëzie is letterlijk (veel) goud waard, zoals de beroemde dichtbundel Les fleurs du mal uit 1857 van Charles Baudelaire, aan wie de laatste regel van mijn gedicht te danken is. Een exemplaar hiervan met handgeschreven opdracht van de dichter aan zijn geliefde schilder Delacroix, werd op een veiling van Sotheby’s in 1998 aangeboden voor de vraagprijs van 120.000 – 150.000 Engelse ponden. (De afloop is mij niet bekend.)