Als een zieke iep
beziet de politicus
zichzelf in de spiegel.
Hij telt de groeven
in zijn gelaat
en vraagt zich af
waar toch de jaren
en de vrienden
zijn gebleven.
Moeizaam neemt hij
op zijn lauweren plaats,
huiverend bij
het vooruitzicht
van een nieuw
en doelloos leven.