De grond is wit, de nevel wit,
De wolken, waar nog sneeuw in zit,
Zijn wit, dat zacht vergrijzelt.
Het fijngetakt geboomte zit
Met witten rijp beijzeld.
De wind houdt zich behoedzaam stil,
Dat niet het minste takgetril
’t Kristallen kunstwerk breke,
De klank zelfs van mijn schreden wil
Zich in de sneeuw versteken.
De grond is wit, de nevel wit.
Wat zwijgend toverland is dit?
Wat hemel loop ik onder?
Ik vouw de handen en aanbid
Dit grootse, stille wonder.
Jacqueline E. van der Waals (1868-1922)
Dit prachtige gedicht is één van de weinige die ik heb onthouden van de lagere school. (Ik ben nu 68 jaar). Als vrijwilliger draag ik het wel eens voor in het verzorgingstehuis en heb dan een aandachtig gehoor.
LikeLike
Julianadorp 8 jan 2010 liep ik om 12.30 te wandelen en was overweldigd door al het schoons dat de winter gebracht heeft. Ik moest aan dit gedicht denken dat ik op school geleerd heb, ongeveer 67 jaar geleden. Ik kan het nog uit mijn hoofd opzeggen.
LikeLike