Er zijn dichters die niet van de natuur houden. Zoals de eerste ‘stadsdichter’ in de moderne poëzie, de Franse dichter Charles Baudelaire (1821-1867). Van zijn enige dichtbundel Les Fleurs du Mal (De bloemen van het kwaad) uit 1857 kregen we midden jaren negentig zomaar ineens twee prachtige, maar zeer verschillende Nederlandse vertalingen in de schoot geworpen, door Petrus Hoosemans en Peter Verstegen.
Baudelaire had dus niets met de natuur en verkoos de door mensenhand getemde natuur van het park boven de wilde natuur, die hem doelloos en saai voorkwam. Lees wat hij in 1855 (!) aan een bevriende dichter Fernand Desnoyers schreef:
“U vraagt mij om gedichten voor uw boekje, gedichten over de Natuur, nietwaar? over het bos, grote eiken, struweel, insecten – over de zon, vermoed ik? Maar u weet toch dat ik niet in staat ben tot mooie gevoelens met betrekking tot planten, en dat mijn ziel zich verzet tegen die merkwaardige nieuwe Religie, die altijd, lijkt mij, voor elk spiritueel wezen enigszins shocking moet zijn. Ik zal nooit geloven dat de ziel der Goden in planten huist, en als dat toch het geval mocht zijn, zou ik mij daar maar matig druk om maken, en ik zou mijn eigen ziel heel wat hoger aanslaan dan die van de heilig verklaarde groenten. Ik heb zelfs altijd gedacht dat er in de Natuur iets droevigs was, iets hards en wreeds, dat springlevend is en welig tiert, -iets onbestemds, dat raakt aan schaamteloosheid.” (Vertaling Truus Boot en Nelleke van Maaren, 1992)
Ondanks mijn bewondering voor Baudelaire houd ik van natuurlyriek. Ik beoefen het genre zelf bij tijden ook graag. De grote en kleine wonderen van de natuur boeien, ja verrukken me. Tegelijkertijd vormt de complexe relatie van de mens met de natuur ook een bron van verwondering, vermaak en spot, zoals in dit gedicht van mij:
BERICHTEN VOOR VROEGE VOGELS
Overbeplanting in de bebouwde kom
is een gevaar voor mensen met een goede smaak.
Het verlies aan soorten in de vrije natuur
kan tot zeer ernstige depressies leiden.
Wie met zwakke luchtwegen kampt
dient adembenemende uitzichten te vermijden.
Het benaderen van donkere bosranden
wordt zwangere vrouwen met klem ontraden.